Student Shabnam Baqhiri over haar poëziedebuut

Student Shabnam Baqhiri over haar poëziedebuut

redactie
woensdag 30 maart 2022
portret
redactie

Dit jaar verscheen Kapot met een vleugje zachte handen, het poëziedebuut van Writing-student Shabnam Baqhiri, bij Uitgeverij Oevers. We spraken met Shabnam over het ontstaan van dit debuut, de vergeten verhalen die ze wil vertellen, én haar grote nieuwe stappen in de theaterwereld.

Shabnam, wanneer is het schrijven voor jou begonnen?
Een paar jaar geleden. Ik ben niet van kinds af aan al aan het schrijven. Toen ik achttien, negentien was, begon ik steeds sterker te voelen dat ik verhalen wilde vertellen die naar mijn idee niet of niet genoeg verteld werden. De dingen die ik heb meegemaakt, kwamen niet voor in wat ik zag of las. Hoe het bijvoorbeeld is als je ouders vluchteling zijn, hoe het leven in een AZC is, en wat dat voor invloed heeft op een gezin. Ik wist nog niet echt wat ik ermee wilde en kon, tot we bij dramalessen op de middelbare school een bewerking van Een poppenhuis van Henrik Ibsen maakten. Voor die bewerking schreef ik stukken tekst, en daar kreeg ik veel positieve feedback op. Je moet hiermee doorgaan, zeiden mensen. Toen is dat balletje gaan rollen.

En toen vond je de opleiding…
Toen ik me aanmeldde voor de selectie van Writing for Performance, wist ik al wel meteen dat dit was wat ik wilde. Ik werd de eerste keer niet aangenomen. Je kon bellen als je meer uitleg wilde over die beslissing, dus dat deed ik. Dat gesprek was heel goed en bemoedigend. Dus probeerde ik het het jaar erop nog een keer. In het ‘tussenjaar’ daarvoor speelde ik bij jongerentheatergezelschap DEGASTEN, en ik denk dat dat ook veel goeds heeft gedaan voor mijn gevoel voor theater, voor wat wel en niet werkt in een tekst. Ik denk dat het sowieso heel goed is voor een schrijver om ook spelervaring te hebben; je snapt beter hoe een acteur je tekst benadert, hoe die ‘in de ruimte’ staat, en zelf bewegen maakt je ook vrijer in je hoofd. Daar word je een betere schrijver van.

De tweede keer werd je dus wél aangenomen. En toen? Wat heb je de afgelopen jaren allemaal gedaan?
Zo veel! Ik ben altijd al wel iemand geweest met discipline, iemand die hard kan werken, deadlines wil halen, kansen wil pakken. Maar dat is extra versterkt in de afgelopen jaren, omdat ik besefte hoeveel ik te vertellen heb, en dat je dus dóór moet met een project om daarna weer iets anders te kunnen maken.

In het gedicht Ik ben nooit een bomenknuffelaar geweest schrijf je: ‘Ik steel kansen als het moet’.
Ik ben niet iemand die makkelijk een plek weg zou geven als ze de kans krijgt die plek in te nemen. Concurrentie maakt mij beter, brengt mij verder. Ik vind het niet erg om voor mijzelf als schrijver te strijden. Ik heb wel een bewijsdrang naar mijn omgeving, ik wil graag laten zien: ik heb hiervoor gekozen, dus nu ga ik er ook voor. Misschien heb je dat ook sneller als kind van vluchtelingen; die drijfveer, dat dóór willen, ik ben hier met een reden en ik moet alle kansen pakken die ik kan pakken.

We gaan er niet altijd vanuit dat het werk van een schrijver iets over de schrijver zelf zegt, maar bij je poëziebundel is dat gevoel er wél. Is dat gek?
Nee. Als je mij écht wil leren kennen, dan moet je dit lezen. Dit laat zien hoe ik ben geworden wie ik ben, waarom ik de keuzes maak die ik maak.

Letters, woorden of soms hele zinnen in je gedichten zijn doorgestreept. Bijvoorbeeld de zin ik probeer je te begrijpen, middenin het gedicht Verbrijzelde armband. Waar komt zo’n keuze vandaan?
Ik wilde dat je zo’n gedicht twee keer kan lezen: een keer met en een keer zonder die zin. Die ene zin, doorgestreept of juist niet, geeft een heel nieuwe laag aan het gedicht, of haalt die juist weg. Het geeft ook een absolute dubbelheid die ik hier wilde uitdrukken: ik wil het wel en ik wil het tegelijkertijd ook niet.

In het gedicht Afghaans drama komt de passage ‘kankerveel thee’ voor. Afgelopen jaar werd een stuk van jou gelezen in Villa Concordia, dat heette Kankerthee. Dat is geen toeval, toch? En wat was er eerder?
Het toneelstuk was er eerder. Binnen dat stuk kwam een monoloog voor waarvan ik dacht: dit kan misschien wel net zo goed in de bundel.

Zie je veel van de toneelschrijver Shabnam terug in je poëzie?
Ik denk eerder andersom: je ziet veel van de dichter die ik ben terug in mijn theaterteksten. Ik wil ook echt wel verder met poëzie.

Hoe is het idee voor deze bundel ontstaan?
Dat is al best een tijdje geleden. In het eerste jaar van de opleiding krijg je het vak Poëzie van Mark Boog. Als eindopdracht voor dat vak maak je zelf een bundeltje van het werk dat je voor de lessen hebt geschreven. Ik vond dat zo geweldig om te doen, dat ik dacht: kan ik niet doorwerken naar een ‘echte’ bundel? Een paar van die eerste gedichten zitten nog in deze bundel, maar ik ben vooral ook nieuw materiaal gaan schrijven. Ik stuurde wat gedichten in voor online literaire tijdschriften De Optimist en Meander, en die gedichten werden gepubliceerd. Oké, dacht ik, dan is het blijkbaar goed genoeg wat ik schrijf, dan kan ik het opsturen naar een uitgeverij.

En toen? Hoe pak je dat dan aan?
Ik ben eerst onderzoek gaan doen, tot ik een lijstje had van uitgeverijen die mij interessant leken. Ik wilde geen heel grote uitgeverij, liefst een wat kleinere, die misschien tien of twaalf titels per jaar uitbrengt. Daarnaast wilde ik een uitgever die echt iets met poëzie had, én die durfde af te wijken van de norm, die geen standaard boeken en schrijvers uitbrengt. Zo kwam ik bij uitgeverij Oevers terecht. Ik stuurde eerst acht gedichten op. Ze gaven aan dat ze interesse hadden en dat ze meer wilden lezen, dus schreef en stuurde ik meer, waar zij weer geïnteresseerd op reageerden, waarna ze nog meer wilden… enzovoorts. Toen er veertig gedichten lagen, begon de redactie pas, kreeg ik feedback en herschrijftips.

Heb je veel darlings moeten killen?
Dat viel best mee. Al ben ik sowieso iemand die bereid is om iets dierbaars los te laten als ik zie dat een tekst er beter op wordt. Dat is iets dat ik op de opleiding heb geleerd, maar wat er sowieso al wel bij mij in zat.

Waar gaan we nog meer van je lezen en horen komende tijd?
Ik ga regieassistentie doen bij theatergroep Aluin, voor een voorstelling die deze zomer op Oerol in première gaat. Daarnaast schrijf ik in opdracht van theatergroep Likeminds een stuk over de gebeurtenissen in Afghanistan in 2021, de kwestie rond de Afghaanse tolken die al dan niet naar Nederland zouden worden geëvacueerd. Dat schrijf ik als een van de drie schrijvers die door Likeminds zijn gevraagd voor het project De affaires. Ik volgde de situatie in Afghanistan op de voet, het voelde als het einde van een tijdperk, en het deed pijn om te zien hoe Nederland ermee om ging. Toen dacht ik al: nog even, en dan is dit voor de meesten hier weer overgewaaid, dan hebben we het er niet meer over. Ook daarom wilde ik hier nu over schrijven. September 2022 zal hier een lezing van zijn, daar zie ik erg naar uit.

Wat betekent het voor jou om Writing for Performance te studeren? 
Kijk alleen al naar mijn teksten. Het stuk Kankerthee is ontstaan in de lessen ‘Well made play’ van Don Duyns. Het is ontzettend belangrijk dat je van mensen terugkrijgt of je de goede kant op gaat als schrijver, en hoe je beter kunt worden. Daarnaast geeft zo’n studie je de ruimte en tijd om ideeën te ontwikkelen. En omdat je het zo makkelijk en snel kunt voorleggen aan een hele groep jonge schrijvers, weet je ook al snel wanneer iets nog niet is geschreven, nog niet is verteld, en dat je dus op de goede weg bent. Ik weet echt niet of ik de teksten had geschreven die er nu liggen, als ik hier niet had gestudeerd.

 

De bundel Kapot met een vleugje zachte handen is hier verkrijgbaar.