Ik heb al dagen niks gegeten, alleen een paar paddenstoelen in het bos. En toen gingen de bomen tegen me praten – en de dieren. En ze zeiden me dat er een spion was, een verrader, in ons midden… En dat ik uit moest kijken… Dit is niet zomaar een plan, liefje. Een overval plegen, naar het buitenland vluchten met de buit, een nieuw leven beginnen. In Parijs. De showbusiness. Ik weet niet meer wie ik kan vertrouwen… Iedereen zit me achterna, en de bomen fluisteren, dat het eraan zit te komen: het beslissende moment, waarop alles zal veranderen. Hoor je de bladeren niet ritselen? Luister…”
“De dood van de auteur betekent in zekere zin ook de dood van de overlevering, van de levenslijn door de geschiedenis heen. Met deze inleiding is hopelijk de eerste aanzet gegeven om de auteur weer tot leven te laten komen. Dit is aan niemand anders dan aan ons. De volgende woorden na Nietzsche’s “God is dood” luiden: ‘God blijft dood! En wij hebben hem gedood.’ Er rest ons niets anders dan die plek zelf in te nemen en die eer aan te doen.”