“Met een pot thee in mijn ene hand en mijn laptop in mijn andere loop ik naar boven. Vlak voor ik de trap naar de zolder op stap, roept mijn vader nog of ik het zeker weet. Vlinders vliegen door mijn buik, zenuwen gemengd met twijfel. In mijn zolderkamer, op mijn bureau, liggen ze te wachten. In twee stapels verdeeld kijken ze me aan; de dagboeken van mijn oma. Buiten waait het hard. Regendruppels slaan tegen de ramen. Van onder de bank kijkt de kat met grote ogen naar het onrustige weer buiten. Zijn staart zwiept stof de lucht in. Ik ga zitten, adem diep in en sla met trillende handen de eerste klapper open.”
Voor ‘Wanneer we vallen, vangen we onszelf’ ben ik de dagboeken van mijn oma ingedoken. Dat mijn oma bijzonder was, dat wist ik als kind al, maar dat ze zo onwijs veel mee had gemaakt in haar leven, leerde ik pas vele jaren later.
Haar dagboeken waren gevuld met brieven aan haar overleden dochter. In dit verhaal heb ik geprobeerd de levens van deze twee vrouwen, die zo met elkaar vervlochten waren dat ze bijna samen ademden, te vertellen.
Hieronder vinden jullie een voorproefje. In de tijdlijn, die ongeveer ⅓ van het verhaal beslaat, vind je enkele filmpjes waarin Nyncke Beekhuyzen en Gonny Gaakeer hoofdstukken uit het leven van mijn oma en mijn tante voorlezen.
De tekeningen zijn gemaakt door mijn zus, Laura Luca.